Interview "Het Parool", juli 1977

Jenny Arean maakt voettocht

Het is warm op de Geffelse hei. Het is er warm en stoffig. Meer weer om onder een boom van de schaduw te genieten dan voor een ferme wandeling van Teteringen, waar het fraaie natuurgebied begint, naar Oosterhout waar je bij het natuurbad De Warande weer op de grote weg staat. Jenny Arean moet lopen, voor haar geen rustplaats in de zinderende julizon. Ze doet als derde bekende Nederlander in de rij van acht (Sef Imkamp, Bob den Uyl, Jenny Arean, Cees Schelling, Koos Postema, Dirk de Vroome, Peter van Straaten en Polo de Haas) mee aan VARA's voettocht. En dat betekent wandelen, twintig kilometer per dag en dat een week lang. Zwendelen is niet mogelijk, de pedometer telt alle stappen zeer nauwkeurig. Jenny begon haar tocht in Sluis op St. Philipsland, waar ze de reistas met de standaarduitrusting - bestaande uit een zitlap, een kompas, een zaklamp, een verbandtrommel en de al genoemde pedometer - van de schrijver Bob den Uyl overnam. Hij op zijn beurt had de reistas in Bleiswijk van politicus Sef Imkamp gekregen, die de eer had als eerste de voettocht te maken.

"We zijn met z'n allen een paar maanden geleden bij de VARA geweest om de zaak door te spreken. Alleen Cees Schelling, die vakbondsman, zei toen dat hij ging trainen, nou toen heb ik het ook maar niet gedaan. Ik ben trouwens net terug van een heerlijke vakantie in Griekenland. Ik was toen echt niet in de stemming om me serieus op de voettocht voor te bereiden."

Jenny ontbijt in het Euromotel in Breda. Ze ziet er gebruind en uitgerust uit. Aan haar voeten prijken korenblauwe Roots met witte zool. Ze zien er nauwelijks aangetast uit. Jenny eet roggebrood met ham en kaas en drinkt veel koffie. De eerste live-uitzending, een gesprek met Kees Breedijk over opgedane indrukken, oma en talkpoeder in een grauwe zak per pond dat niet meer te krijgen is, in het VARA-ochtendprogramma: "De cirkel is gesloten", zit er net op. Als het roggebrood en de koffie op zijn, zit er niets anders op, dan moet ze weer aan de tocht beginnen. Voor de eerste keer deze week gaat de route door een grote stad. Kees Breedijk probeert vol overtuiging Jenny zover te krijgen dat ze op haar tocht naar café Tol in Teteringen, waar hij het tweede live-interview met haar heeft, door het centrum van Breda loopt. Daar is markt en er zijn vast mensen die haar herkennen. In het interview kan ze daar dan lekker over vertellen. "We moeten het toch een beetje leuk maken", zegt hij met een vertwijfelde blik in zijn ogen. Jenny maakt zonder omhaal duidelijk dat ze de stad zo snel mogelijk wil verlaten en dat het centrum en al die om handtekeningen zeurende kinderen haar in het geheel niet aantrekken.

Handtekening

"Er komen volwassenen naar me toe om een handtekening voor hun kind. Nou vergeet het maar, dat is gewoon voor zichzelf. Kinderen willen er een omdat het vriendje er een heeft, dat is echt niet omdat ze weten wie ik ben. Op mijn tocht wil ik het liefst alleen gelaten worden. Het is spannend en tegelijk belachelijk wat ik aan het doen ben. Toen de VARA me belde of ik mee wilde doen, was ik direct enthousiast. Het is toch vakantie en dan lekker een weekje wandelen in de Brabantse natuur, dacht ik. Maar hoe dichter de datum van vertrek nabij kwam, hoe griezeliger ik het begon te vinden. Twintig kilometer per dag is niet wandelen, dat is lopen. Ik heb het geweten. Gelukkig heb ik op het allerlaatste moment nog besloten de tocht niet op klompen van de schoenmaker Jan Janzen te maken. Die lopen heerlijk in de stad, maar voor deze onderneming zouden ze volmaakt ongeschikt zijn. De onderkant is van hout, dat geeft niet mee, waardoor je je voet niet goed kan afrollen. Dat weet ik ook pas een paar dagen hoor. Maar goed, ik loop nu op in allerijl aangeschafte Roots. Dat zijn die schoenen met een extreem lage hiel waarvan sommigen zeggen dat ze het nieuwe lopen introduceren. Het enige vervelende was dat de schoenen niet ingelopen waren, waardoor ik nu blaren heb. Blaren moet je niet boos maken, heb ik van Agnes (Diepenmaat, de producente van VARA's voettocht) geleerd. Je moet ze zachtjes aan twee kanten doorprikken en leeg laten lopen. Ik heb er nu veel minder last van."

"De eerste twee dagen heb ik me vaak afgevraagd waar ik in hemelsnaam aan begonnen was. Ik vond het soms zo vreselijk. Nooit had ik gedacht dat 20 km. lopen per dag zo ingrijpend zou zijn. Dat het zo'n pijn zou doen. Ik loop nooit op platte schoenen, zelfs onder m'n laarzen heb ik een vrij hoge hak. Mijn achillespees heeft vreselijk veel pijn gedaan. De tweede dag ontmoette ik een man van de PTT die de verbindingslijnen voor de uitzending aanlegde en die ook masseur was. Die heeft me fantastisch geholpen. Van onder tot boven heeft hij m'n benen gemasseerd. Ik heb nooit geweten dat dat zo goed is. De volgende dag heb ik hem in een uitzending gevraagd nog eens langs te komen, want ik had zo'n vreselijke pijn. Hij kwam ook nog en nu gaat het al veel beter. Ik begin het zo langzamerhand, nu ik wat ingelopen raak, zelfs leuk te vinden.

Jenny vertrekt over tienen, later dan anders naar Teteringen. Wij wachten op een terras op de Grote Markt. Kees zit naast ons en maakt zich zorgen over zijn uitzending; van Jenny is geen spoor.

Pyjama

Om één uur is in café de Tol alles gereed voor de uitzending. Aan het begin van de lang gerekte Oosterhouterweg zien we Jenny in opvallend zuurstokroze aan komen stappen. Eenmaal naderbij roept ze opgetogen: "Hoe vind je hem? In Breda lekker wezen stadten. Ze wijst op de spring-pyjama die ze toen we haar voor het laatst zagen, nog niet aan had. "Dat heb ik altijd gelijk hè, als ik in een stad kom. Dan wil ik mezelf verwennen. Ik ben wel in drie winkels geweest. Het begon met een T-shirt, toen wilde ik een jurk voor mijn dochter Myra kopen en toen werd het dit. Wel leuk hè, dat vind ik zelf in ieder geval. Ik heb ook nog andere pakken gepast, maar daar was ik net een worst in. Zo'n pak moet echt lekker ruim zitten dat loopt ook lekker. Ik heb ook nog nagellak en een raar flesje met appelbloesem gekocht. Tjee, wat is het warm. Ik heb ook de hele tijd in de zon gelopen en al dat passen. En nu komen m'n blaren ook weer opzetten."

Jenny is niet te stuiten, een waterval van woorden, belevenissen tijdens de tocht, worden over ons heen gestort. Kees neemt haar apart, de uitzending moet doorgesproken worden. Hij wil dat Jenny iets voordraagt. Ze heeft immers nog steeds niets op haar vakgebied gedaan. Jenny stribbelt tegen. "Dat lopen gaat nu wel," zegt ze tegen me, "maar die radio-uitzendingen blijf ik een ramp vinden. Maar ja, dat had ik van te voren kunnen weten, het gaat natuurlijk om de radio." Kees wil dat ze twee liedjes doet uit de bundel "Zangzaad", tweede deel, zesde druk, die ze van haar wijnhandelaar meneer Bakker voor de tocht heeft gekregen. "Het is echt een heel aardig boekje", vertelt Jenny, "typisch van vóór de oorlog, boordevol marsliederen. En ook ons leven in Zuid-Afrika staat er uitvoerig in beschreven. Die zingen we nu niet meer want tegenwoordig is Zuid-Afrika niet meer lief."

Kees loopt met Jenny naar buiten, waar de mensen die de uitzending gehoord hebben, nieuwsgierig staan te kijken. Jenny krijgt van een baas van een snackbar een ijsje. In Hilversum vonden ze het een mooie uitzending stelt Agnes iedereen gerust. Jenny gaat haar voeten opfrissen voor de tien kilometer van Teteringen naar Oosterhout, waar ze de nacht zal doorbrengen. We spreken af bij het natuurbad Waranda met de bedoeling ons aan het einde van de tocht met een frisse duik en wat ontspannend zwemmen te verfrissen. Het is vier uur. Jenny in bikini in het natuurbad met wanhoop in haar grote groene ogen. "Ik vroeg toen ik een paar auto's geparkeerd zag staan, een man naar de ingang. Nou mevrouw, zei ie, dat is nog een heel eind lopen. Toen ik langs die honderden auto's en die nog eens honderden fietsen liep, wist ik het al, het is hier vreselijk. Eerst ben ik al langs een camping gekomen. Caravans met in ieder tuintje een gipsen kabouter en een gebloemde ligstoel. Tenten pal naast elkaar. Ik word angstig van opeengehoopte mensenmassa's. Laten we hier a.u.b. weggaan, want ik word gek." We gaan. In het hotel in Oosterhout tot rust gekomen bij een glaasje bier, legt Jenny het nog eens uit. "Ik ben als ik zoveel mensen zie, als de dood dat er iemand om een handtekening vraagt, want dan komen ze allemaal. Ik begin nu, nu ik ingelopen ben tijdens het wandelen aan andere dingen te denken dan de pijn in mijn lijf. De route door de hei vond ik vreselijk. Ik hou niet van die stoffige landschappen. Alleen van die coulisselandschappen, met heuvels en boerderijen boeien me. Die calvinistische vlakten in Zeeland bezorgden me kippenvel. Ik denk dat ik vanavond vroeg naar bed ga, dat is er nog niet van gekomen. Misschien kan ik dan vroeg op pad. Morgen ga ik naar Kaatsheuvel, de Efteling. Ik ga de hele onderneming steeds leuker vinden. Al blijf ik er bij dat fietsen stukken fijner is."

Bron: Roelfien Sant; Het Parool, 9 juli 1977