Interview "Nieuwsblad van het Noorden", augustus 1978
Jenny Arean: "Ik lees geen noot zo groot als een koe".
Jenny Arean steekt haar bruingebrande schouders onder het opgeschoven raam door en praat met een buurvrouw beneden op de gracht. Net terug van haar zeventiende vakantie in Griekenland wachten haar nieuwe artistieke uitdagingen in het doorgaans kille Nederland. De promenadeconcerten met het Overijsselse en het Fries orkest en de voorbereiding van De Trap van Gerard Lemmens bij de Theaterunie. Gehuld in een zonnejurk en met de vakantiepret nog op haar gezicht ziet ze het avontuur van de concerten en het toneel gespannen tegemoet. Vooral omdat ze ten dele samenvallen. "We spelen De Trap met z'n drieën. Cor van Rijn, Huib Broos en ik. Ik zal heel wat keertjes op de repetities ontbreken, omdat ik dan die concerten heb in Overijssel, Gelderland en Friesland. Maar daar heb ik het contract opgetekend. Begin oktober is de eerste try-out en 30 september heb ik mijn laatste concert. Dat wordt spannend. Maar ik leer makkelijk. Ik kan de tekst niet in mijn kop stampen, maar ik hang tekstkennis veel op aan de mise-en-scène."
Een antiek wit interieurtje. Veel kunst en antiek. Het binnenkomend zonlicht wordt getemperd door de bladeren van de bomen voor het huis. Aan de overkant van de gracht trapgevels en klokgevels. Oud-Amsterdam, een romantische buurt. Het werk wacht. Tien concerten met twee symfonieorkesten is niet niks. Dat is toch heel wat anders dan werken met een combo. Alleen al met het zoeken van geschikt repertoire gaan weken heen. "Oud repertoire, dat geschikt is, heb ik niet. Ik kan toch moeilijk met Tucholsky of Brecht aankomen. Het moet amusant blijven. Dat zoeken heb ik samen gedaan met Bart de Groot van Bovema. Het kan niet te popperig zijn. Het moet lekker te arrangeren zijn, zodat je de volle bezetting kan benutten. Ik heb nu een Brel-nummer voor kleine bezetting, dat nu eindelijk gearrangeerd kan worden voor groot orkest. Daar verheug ik me mateloos op. En een nummer dat Robert Long voor mij heeft geschreven en twee nummers van Robert, die volkomen anders zullen worden omdat ik het doe."
Veelzijdige Jenny viel vanaf het begin van haar carrière al van het één in het ander. Begonnen bij Wim Kan zat ze al snel in televisiemusicals voor de NCRV. Die verschaften haar veel populariteit. Inmiddels kreeg ze toneelaanbiedingen van Rob de Vries en Richard Flink van het Rotterdams Toneel en Carl Guttmann van Ensemble. Het is Ensemble geworden.
"Zingen kan ik het beste, maar ik ben onbevangen aan het toneel gekomen", vertelt ze. "Ik had het geluk om van begin af aan met goeie mensen te kunnen werken. Mijn eerste stuk was Hooikoorts van Noel Coward onder regie van Jan Retèl. Daar zaten ook Mary Dresselhuys en Cor van Rijn in. Zo groei je dat vak in. Daarbij ben ik mateloos van interesse. Ik kijk graag naar een ander, luister graag. Het was allemaal voedsel voor me. Vanaf die tijd is het zo doorgegaan. Cabaret, musical, toneel in een bonte afwisseling."
"Het allerfijnste programma dat ik ooit gedaan heb was het leven van Brecht, een collage van liederen en fragmenten uit zijn werk. En laat ik niet vergeten Scherts, satire, songs en ander snoepgoed, dat we twee jaar terug in die hete zomer hebben gedaan. Dat was een feest. Het was na het Holland Festival. Alle theaters waren gesloten. In de hele stad was niks meer te doen. Toen kwam Henk Surink op het idee om wat met "De Brakke Grond" te gaan doen. De hele stad zat vol toeristen. Daar hebben we toen van begin juli tot eind augustus gewerkt. Avond aan avond was het afgestampt vol. Ik weet niet wat het leukste was, dat publiek of de mensen op het toneel. Het was een kokende massa."
"Gelukkig heb ik nooit met repertoire hoeven werken waar ik niet achter stond. Dat is me God zij dank bespaard. Ik heb nooit omwille van de poen iets aan hoeven nemen. Ik geloof dat ik dan liever de WW in zou gaan. Ik ben ook niet makkelijk in een hokje te zetten. Daarvoor doe ik te veel verschillende dingen. Maar ik ben het veelzijdigst in de muziek. Toch lees ik geen noot zo groot als een koe. Om iets in te studeren zet ik een eigen soort braille boven de tonen. Dat is mijn ezelsbruggetje."
"Ik hoef ook niet zo nodig een boodschap over te brengen. De mensen hebben gauw de neiging om je ultralinks te noemen als je een keer de liederen van Jaap van de Merwe hebt gezongen. Maar ik ben rood-midden. Ik ben voor Den Uyl. Daar wil ik best voor uitkomen. Maar ik voel er niets voor om voor partijcongressen te gaan zingen."
Jenny Arean heeft grote problemen met haar stem gehad. "Ik speelde iedere avond Irma la Douce en om de veertien dagen had ik een radio-uitzending. Toen kreeg ik stemknobbels en een poliep. Op naar de dokter. Ik ga altijd naar twee dokters. Pas als ze alle twee hetzelfde zeggen geloof ik het. Ik had er een in Den Haag en een in Amsterdam. Ze gaven me allebei het advies om stemlessen te nemen om die knobbels weg te krijgen. Maar die poliep zagen ze somber in. Dat zou wel een operatie worden."
"Mijn contract liep tot april en het was oktober. Al lessend ging ik op weg. Dat was wel eens zwaar. Als ik 's avonds in Maastricht had gespeeld en ik stond om half acht op, dan strompelde ik als een wrak bij mijn spraakleraar binnen. Maar ik kwam na een uur dansend de deur weer uit. Dank zij die stemlessen heb ik een operatie kunnen ontlopen. Beide dokters hebben me daarna onderzocht. Beiden constateerden ze dat die knobbeltjes weg waren. Ze zijn ook bij voorstellingen geweest om te horen of er iets aan mijn stem te merken was. Na afloop zeiden ze dat ze niks hadden kunnen horen. Maar ik wist in die tijd wel beter, want het kostte veel extra inspanning om toch zo te zingen dat niemand het merken kon. Nu gaat het weer prima."
Buiten het werk loopt Jenny warm voor archeologie. "Waarom dacht je anders dat ik al voor de zeventiende keer naar Griekenland ben geweest. Ik ben een archeologische idioot. Opgravingen, heerlijk. Uren kan ik in de blakerende zon staan om te zien hoe een grote kruik de grond uitkomt."
Ze opent een kast, komt met drie antieke kopjes te voorschijn. "Die heb ik in Troje gekocht voor een paar gulden. Ik dacht, wat kan me gebeuren. Maar in Leiden is gebleken dat ze nog echt zijn ook." Ineens praat ze honderduit over Troye, Knossos, Mycene, over opgravers, over schitterende antieke gebieden, over de Griekse zon, over kloosters op ontoegankelijke bergen. Een wervelwind van enthousiasme. "In Griekenland zou ik dood willen gaan", roept ze verrukt. Maar even later, terug in haar werkwereldje uit ze een wens voor de toekomst. "Ik heb altijd gedacht: als ik vijftig ben zou ik Mutter Courage van Brecht willen spelen. Of het gebeurt weet ik niet. Ik zie het wel. Maar het is iets waar ik mij mijn hele leven mee kietel."
Bron: Nieuwsblad van het Noorden, 5 augustus 1978